Dodenherdenking: toespraak burgemeester over ‘donker en licht’

Op zaterdagavond 3 mei vond in Staphorst de jaarlijkse Dodenherdenking plaats. De herdenking begon om 19.00 uur met een bijeenkomst in de Gereformeerde Kerk in Staphorst. Vandaar volgde een stille tocht naar het monument op het marktplein. Na het blazen van het taptoesignaal en twee minuten stilte zongen de aanwezigen het eerste en zesde couplet van het Wilhelmus.

Burgemeester Ten Kate hield daarna een toespraak met als thema ‘donker en licht’. De winnaar van de voorleeswedstrijd van de plaatselijke basisscholen droeg daarna een gedicht van A. van der Klaauw voor. De plechtigheid werd afgesloten met een kranslegging door vertegenwoordigers van verschillende organisaties en een defilé langs het monument.

Het programma van deze Dodenherdenking werd verzorgd door de Stichting 4 mei Staphorst.

Toespraak burgemeester Jan ten Kate

Beste mensen,

Dit jaar valt 4 mei op een zondag. Daarom komen we hier in plaats van morgen, vandaag bijeen voor de Dodenherdenking in Staphorst. Elk jaar weten we ons tijdens die herdenking met elkaar verbonden. Ook nu, bij dit monument voor hen die vielen in de oorlogsperiode 1940-1945. Allemaal zijn we hiernaartoe gekomen om bij elkaar te zijn en om samen te herdenken.

Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord; zowel tijdens de Tweede Wereldoorlog en de koloniale oorlog in Indonesië, als in oorlogssituaties en bij vredesoperaties daarna.

Naast onze landgenoten herdenken we in het bijzonder ook mensen uit andere landen die hun leven gaven voor ónze vrijheid.



Ik ga u nu vertellen over een oude rabbijn, gerespecteerd om zijn wijsheid, bewonderd om zijn verstand en geliefd om zijn inlevingsvermogen.

Deze rabbi vroeg eens aan zijn leerlingen: “Hoe kun je het moment bepalen waarin de nacht ten einde is en de dag begint?”
“Is het wanneer je uit de verte een hond kunt onderscheiden van een schaap?”, vroeg een van hen.
“Nee”, zei de rabbi.
“Is het wanneer je van verre een dadelboom kunt onderscheiden van een vijgenboom?”, vroeg een ander.
“Nee”, zei de rabbi weer.
“Maar hoe dan?”, vroegen de leerlingen hem.
En de rabbi antwoordde: “Het is wanneer je in het gezicht van een ander mens kunt kijken en daarin je zuster of je broeder ziet. Tot dat moment is de nacht nog bij ons”.



In de oorlog waren er velen voor wie het zó duister was, dat ze misschien wel het gevoel hadden dat het altijd nacht zou blijven. In dat duister zochten zij naar een sprankje licht. En velen vonden het niet.

Er waren in de oorlog ook mensen bij wie het duister was doorgedrongen in hun hart. In dat duister waren zij blind en zagen zij het gezicht van de ander niet meer. Zij zagen in de ander niet meer hun zuster of broeder. In de woorden van de oude rabbi: de nacht was nog bij hen.

In de oorlog waren er ook mensen die licht schenen in het duister. Zij brachten licht door zich te verzetten tegen de onderdrukking. Door te vechten voor vrijheid. Door een plek te bieden aan vluchtelingen.



Al deze mensen gedenken we, hier en op andere plaatsen in onze gemeente. Want de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog leeft hier nog. Allereerst bij mensen die de oorlog zelf hebben meegemaakt. Mensen zoals meneer Bloemhof die 11 jaar oud was toen de oorlog eindigde. “Hoe ouder je wordt, hoe meer impact het nog heeft”, vertelde hij me onlangs toen we over de oorlog spraken.

Ook met de generaties van ná de oorlog houden we de herinnering levend.

  • Bijvoorbeeld bij de kampen Beugelen, Conrad en Het Wijde Gat, waar 344 Joodse mannen gevangen zaten en dwangarbeid verrichtten. Slechts 6 van hen overleefden de concentratie- en vernietigingskampen;
  • de herinnering leeft ook in Museum Staphorst, waar sinds kort de luidbel van Kamp Beugelen is te zien;
  • en bij het monument aan de Zuidweg, hier in Staphorst, waar vijf leden van het verzet werden doodgeschoten door de Duitse bezetter;
  • aan de Dekkersweg in Punthorst. Daar herinneren twee witte kruizen ons aan een andere verzetsman en een Franse paratroeper. Beiden werden ter plekke doodgeschoten door NSB’ers.
  • En in het voormalige concentratiekamp Neuengamme herinnert een monument ons aan de 20 willekeurig opgepakte Staphorster mannen die nooit meer thuiskwamen.

En zo zijn er nog meer plekken in onze gemeente waar monumenten staan voor mensen die in de oorlog het duister ervoeren en voor hen die daarin licht brachten.

Vooral herdenken we de zes miljoen Joden die werden vermoord in de nazi-vernietigingsindustrie. In heel Europa – ook in Nederland - werden zij vervolgd en opgejaagd, afgewezen en uitgesloten, afgevoerd en gevangen en uiteindelijk vermoord.



Nog steeds is er oorlog in de wereld en vallen er slachtoffers. Zelfs niet eens zo ver hier vandaan. Nog dagelijks is het voor velen nacht en lijkt het maar geen dag te worden.

Dag en nacht. Licht en donker. Wit en zwart. Goed en kwaad. Dit soort tegenstellingen lijken de wereld overzichtelijker te maken. Maar ze sluiten ook nuances uit. Het is maar zelden óf het een óf het ander. Tussen het een en het ander kan ook ruimte zitten, zoals de schemering tussen dag en nacht en de dageraad tussen nacht en dag. En zoals de vele tinten grijs tussen wit en zwart. Zelfs tussen goed en kwaad kan ruimte zitten: de ruimte van omstandigheden en van verschillende normen, waarden en opvattingen.

Wat zeggen de tijden waarin we nú leven over wit, zwart en grijs? Waar bevinden wij ons, nu licht, donker en schemering door elkaar lopen? Hoe kunnen we oordelen over goed en kwaad? De wereld is soms verwarrend en beangstigend en kan ons verward en angstig maken. In zo’n wereld hebben we behoefte aan hoop.



Sommigen vinden hoop in liefde, in de natuur of in muziek. Anderen putten hoop uit hun geloof; zij vinden een toevlucht en een vesting "in de schuilplaats van de Allerhoogste", waar zij niet hoeven “te vrezen voor de verschrikking van de nacht”.

We kunnen ook hoop putten uit wat ons bindt, namelijk de behoefte aan erkenning. Alle mensen, overal ter wereld, ook hier, ook u en ik, hebben het nodig te ervaren dat we erkend worden. Dat we ertoe doen. Dat we gezien worden. Wat is noaberschap anders dan precies dát: elkaar erkennen, elkaar zien en er voor elkaar toe doen?!

Laten we, zoals de oude rabbi zei, kijken in het gezicht van de ander en daarin onze zuster of broeder zien. Zodat die ander ook in óns gezicht een zuster of broeder ziet.

Want dan is de nacht ten einde en kan de dag beginnen. Elke dag weer.